Prinsjesdag 2022: Wat betekenen de koopkrachtmaatregelen en belastingplannen voor jou?

Het is Prinsjesdag 2022. Wat zijn de plannen van het Kabinet voor 2023 en verder? In dit artikel worden de koopkrachtmaatregelen en belastingwijzigingen voor jou samengevat.

Tegemoetkomingen koopkracht

Wat is – kort samengevat – het antwoord van het Kabinet op de inflatie en de impact op de koopkracht?

Door het koopkrachtpakket van het Kabinet stijgt de gemiddelde koopkracht van huishoudens met circa 3,9%. Als gevolg van de verhoging van het minimumloon gaan uitkeringsgerechtigden er met een koopkrachtstijging van 8,5% het meest op vooruit. De werkelijke ontwikkeling van de koopkracht blijft uiteraard afhankelijk van individuele omstandigheden.

  • 10% stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2023. De AOW stijgt mee.
  • Verhoging maximale Zorgtoeslag met € 412,- op jaarbasis.
  • Vervroegen inkomensafhankelijke huurverlaging naar 1 juli 2023.
  • Blijvende verhoging huurtoeslag met maximaal € 16,94 per maand.
  • Verhoging Kindgebonden budget.
  • Verhoging vergoedingspercentage Kinderopvangtoeslag naar 96% in 2025.
  • Verlaging Inkomstenbelasting met 0,11% voor inkomen tot € 73.031,-.
  • Verlaging Aof-premie (Arbeidsongeschiktheidspremie) voor kleine werkgevers.
  • Verruiming Werkkostenregeling (WKR).
  • Verhoging budget energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL)
  • Aanpassing gedifferentieerde tarief in Box 2.
  • Verhoging arbeidskorting.
  • Verhoging beurs voor uitwonende studenten met ongeveer € 165,-.
  • Financieel ondersteunen van (kwetsbare) huishoudens bij het nemen van energiebesparende maatregelen.
  • Voortzetting en intensivering van de verlaging van de energiebelasting en BTW.
  • Verlenging van de lagere brandstofaccijns tot en met juni 2023.
  • Uitkering energietoeslag van € 1.300,- voor lage inkomens ook in 2023.

Inkomstenbelasting Box 1

Inkomsten uit werk en woning.

In 2023 daalt het tarief in de eerste schijf van de Inkomstenbelasting, wordt de belastingschijf verhoogd en wordt werken meer lonend.

Schijven en tarieven

Bedragen in € bruto 1e schijf 2e schijf
Inkomen 0 – 73.031 (2022: 0 – 69.398) 73.031 en hoger (2022: 69.398 en hoger)
Belastingtarief 2023 36,93% (2022: 37,07%) 49,50% (2022: 49,50%)

AOW-gerechtigd en geboren na 1945

Bedragen in € bruto 1e schijf 2e schijf 3e schijf
Inkomen 0 – 37.149 (2022: 35.472) 37.149 – 73.031 (2022: 35.472 – 69.398) 73.031 en hoger (2022: 69.398)
Belastingtarief 2023 19,03% (2022: 19,17%) 36,93% (2022: 37,07%) 49,50% (2022: 49,50%)

Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

2022 2023
Werkgeversbijdrage (hoge bijdrage) 6,75% 6,68%
Bijdrage uitkeringsgerechtigden (lage bijdrage) 5,50% 5,43%

Tariefcorrectie

Aftrekbare kosten kunnen tegen een maximaal tarief van 49,50% in aftrek worden gebracht op het (belastbare) inkomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de lijfrente-aftrek. Voor veel andere aftrekposten geldt echter een beperkt percentage aftrek, dit wordt de tariefcorrectie genoemd.

In 2023 is dit 36,93% (2022: 40%). Dus valt het inkomen in de hoogste schijf van de Inkomstenbelasting (49,50% bij inkomen hoger dan € 73.031,-), dan is de aftrek beperkt tot 36,93%.

De tariefcorrectie geldt voor:

  • Hypotheekrente (mits de eigenwoningschuld in Box 1 valt! Anders geen aftrek).
  • Kosten voor hypotheekadvies en -bemiddeling, notaris- en taxatiekosten, afkoop erfpacht (mits de eigenwoningschuld in Box 1 valt! Anders geen aftrek).
  • Ondernemersaftrek.
  • MKB-winstvrijstelling.
  • Terbeschikkingstellingsregeling.
  • Aftrek van onderhoudsverplichting (alimentatie).
  • Aftrek uitgaven van specifieke zorgkosten.
  • Aftrek voor weekenduitgaven van gehandicapten.
  • Aftrek van scholingsuitgaven.
  • Giftenaftrek.
  • Restant persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren.
  • Verliezen op beleggingen in durfkapitaal.

De eigen woning

2023
Eigenwoningforfait
€ 75.000,- – € 1.200.000,- (waren 6 schijven en gedifferentieerd tarief, nu 2 schijven) 0,35%
Meer dan € 1.200.000,- 2,35%
Hillenaftrek (aftrek vanwege geen of geringe eigenwoningschuld) 83,33%
Box 1 toptarief  49,50%
Maximaal aftrektarief aftrekbare kosten eigen woning 36,93%

Het kan interessant zijn om door de beperking van het maximale aftrektarief van 40% naar 36,95% nog bepaalde kosten voor de eigen woning te maken (bijvoorbeeld rente vooruit betalen of hypotheek oversluiten).

Afschaffen middelingsregeling

De middelingsregeling is voor mensen die een sterk wisselend inkomen hebben, bijvoorbeeld een piek en een dal in de inkomsten in enig jaar. Is er in een periode van drie jaar in één jaar een hoog of veel lager inkomen? Dan is er mogelijk een piek in de Inkomstenbelasting. Zou het inkomen gelijkmatig over deze drie jaar zijn ontvangen, dan kan de belastingdruk eventueel lager zijn. Met de middelingsregeling wordt dit bereikt. Het voordeel dient wel minimaal € 545,- te bedragen.

Uit een eerdere evaluatie blijkt dat hier weinig gebruik van wordt gemaakt en daarom wordt de regeling afgeschaft met ingang van 2023. Middelen kan dus voor het laatst over de periode 2022 tot en met 2024.

Heffingskortingen

In 2023 stijgt de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.

Heffingskortingen zijn kortingen op de te betalen Inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

De algemene heffingskorting geldt voor iedereen en wordt lager tot nul naarmate het inkomen hoger wordt (2022: € 0,- bij inkomen > € 69.398,-).

Tot 2023 was alleen het inkomen uit Box 1 (werk en woning) relevant. Vanaf 2023 wordt ook het inkomen uit aanmerkelijk belang (Box 2 voor directeur-groot aandeelhouders) en sparen en beleggen (Box 3) meegenomen. Hierdoor zal de heffingskorting eerder dan voorheen kunnen dalen.

De arbeidskorting is eveneens inkomensafhankelijk en dat blijft zo (2022: € 0,- bij inkomen > € 109.346,-).

Bedragen in € netto 2022 2023
Maximum algemene heffingskorting tot AOW-leeftijd 2.874 3.070
Maximum arbeidskorting 4.260 5.052
Maximum inkomensafhankelijk combinatiekorting 2.534 2.674
Jonggehandicaptenkorting 771 820
Ouderenkorting 1.726 1.835
Alleenstaanden ouderenkorting 449 478
Heffingskorting Groen beleggen (percentage waarde per 1/1 ieder jaar) 0,70% 0,70%

Afschaffen Inkomensafhankelijke combinatiekorting (vanaf 2025)

De IACK is een heffingskorting voor werkende ouders (inkomen meer dan € 5.219,- bruto per jaar én minder dan het inkomen van de fiscale partner) van kinderen jonger dan 12 jaar die voldoen aan alle bijbehorende voorwaarden. De heffingskorting stijgt als het arbeidsinkomen toeneemt tot een bepaald maximum. Dit maakt het aantrekkelijker om (meer) te werken. Deze regeling geldt niet meer voor nieuwe gevallen vanaf 2025. Bestaande gevallen behouden het recht tot de 12e verjaardag.

Afschaffen FOR

De regeling van de Fiscale Oudedagsreserve (FOR) wordt in 2023 afgeschaft. Dit betekent dat toevoegen aan de FOR – doteren genoemd – niet meer mag. De FOR mag wel blijven staan en afgewikkeld worden onder de regelgeving zoals die nu geldt.

Afbouw zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek kan worden toegepast door ondernemers die voldoen aan het urencriterium. Dit is 1.225 uur op jaarbasis besteden aan de eigen onderneming. Vanaf 2020 wordt deze verlaagd. De afbouw wordt in 2023 versneld. In verschillende stappen ziet dit er als volgt uit:

Jaar Zelfstandigenaftrek in €
2022 6.310
2023 5.030
2024 3.750
2025 2.470
2026 1.200
2027 900

Inkomstenbelasting Box 2

Aanmerkelijk belangheffing

Inkomsten uit aanmerkelijk belang. Je hebt een aanmerkelijk belang wanneer je – kort gezegd – 5% of meer van het geplaatste aandelenkapitaal bezit.

Ongewijzigd in 2023.

2022 2023
Tarief inkomen uit aanmerkelijk belang 26,90% 26,90%

Voorgesteld wordt om in 2024 twee schijven te introduceren om DGA’s te stimuleren om een deel van de winst wel uit te keren (dividend) vanwege het lagere belastingtarief. Dit ziet er als volgt uit:

Bedragen in € bruto Tarief inkomen uit aanmerkelijk belang 2024
Tot 67.000 24,50%
Vanaf 67.000 31%

Fiscaal partners kunnen het inkomen uit aanmerkelijk belang vrij aan elkaar toerekenen. Hierdoor kan mogelijk geprofiteerd worden van het lage tarief.

Gebruikelijk loon DGA

Een DGA is een directeur-grootaandeelhouder die werkzaamheden verricht voor een vennootschap (B.V. bijvoorbeeld) waarin hij een aanmerkelijk belang heeft. Voor de werkzaamheden in de vennootschap dient de DGA een salaris in aanmerking nemen dat in de markt gebruikelijk is voor zijn arbeid.

Het gebruikelijk loon moet in 2022 minimaal het hoogste bedrag zijn van de volgende bedragen:

  • 75% van het gebruikelijk loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.
  • Het loon van de meest verdienende werknemer bij de vennootschap of verbonden vennootschap.
  • Ten minste € 48.000,-

In de praktijk is het niet altijd exact vast te stellen wat het loon moet zijn. Daarom is voorzien in een doelmatigheidsmarge van 25%. Hierdoor mag de DGA uitgaan van 75% van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Vanaf 1 januari 2023 vervalt deze doelmatigheidsmarge. Hierdoor kan het zijn dat het loon hoger moet zijn.

Wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap

Een DGA kan geld lenen van de eigen vennootschap. Om teveel lenen te beperken worden schulden van de aanmerkelijkbelanghouder belast wanneer deze op 31-12-2023 meer zijn dan € 700.000,- voor het meerdere. Hierover is belasting in Box 2 verschuldigd.

Eigenwoningschulden in Box 1 uitgezonderd. Wel dient na 31-12-2022 een recht van hypotheek te worden verstrekt.

Partners hebben een gezamenlijke drempel van € 700.000,-. Verbonden personen (bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de aanmerkelijkbelanghouder) hebben een eigen vrijstelling van € 700.000,-.

Vennootschapsbelasting

De schijfgrens voor de vennootschapsbelasting wordt vanaf 2023 verlaagd. Het percentage stijgt. Dit ziet er als volgt uit:

Bedragen in € Bruto Tarief vennootschapsbelasting
Winst t/m 200.000 (2022: t/m 395.000) 19,00% (2022: 15%)
Winst > 200.000 (2022: > 395.000) 25,80%

Inkomstenbelasting Box 3

Inkomen uit sparen en beleggen.

Herstelwet

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad het zogenoemde “Kerstarrest” gewezen over de belastingheffing in Box 3. Kern is dat de belastingheffing in Box 3 in bepaalde gevallen in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Voor die situaties moet herstel plaatsvinden.

Verleden, heden en de toekomst

Om de Box 3 belasting in lijn te brengen met deze uitspraak is er het volgende proces:

Verleden Heden Toekomst
2017 t/m 2022 2023, 2024 en 2025 2026 en latere jaren
Voorstel voor Wet voor rechtsherstel
Box 3 en Besluit rechtsherstel Box 3
Voorstel Overbruggingswet Box 3 Nieuw Box 3 stelsel op basis van
werkelijk rendement

Verleden

Belastingplichtigen die bezwaar hebben gemaakt over de jaren 2017-2020 of voor wie de Belastingaanslag nog niet vaststaat is herstel mogelijk. De werkelijke verdeling spaargeld en beleggingen staat dan centraal en dus niet de fictieve toerekening van rendement naarmate het vermogen hoger is. Is het verschil tussen de forfaitaire toerekening en percentages hoger dan de werkelijke verdeling? Dan volgt compensatie.

De percentages die binnen deze regeling gelden zijn:

2017 2018 2019 2020 2021 2022
Spaargeld (rendement) 0,25% 0,12% 0,08% 0,04% 0,04% NNB
Schulden (rente over schulden) 3,43% 3,20% 3,00% 2,74% 2,74% NNB
Overige bezittingen (rendement) 5,39% 5,38% 5,59% 5,28% 5,28% 5,53%

Het rendement van de drie vermogens categorieën worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door het totaal vermogen (spaargeld – schulden + overige bezitten). Dit is het percentage nieuwe voordeel uit sparen en beleggen. Dit percentage wordt genomen over het vermogen minus de vrijstelling. De uitkomst daarvan is het nieuwe voordeel sparen en beleggen. Dit wordt belast tegen 31% en vergeleken met de oorspronkelijke berekening van de forfaitaire Box 3. Het verschil – mits de nieuwe uitkomst lager is – is de compensatie.

Heden

De Overbruggingswet Box 3 geldt voor de periode 2023-2025 in aanloop naar de nieuwe Box 3 systematiek. Deze systematiek gaat uit van een werkelijke verdeling van spaargeld en beleggingen. Voor iedere vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage (gemiddelden van het lopende jaar).

Er komen drie categorieën:

  1. Banktegoeden (wat niet tot de categorie 2 en 3 behoort en lijfrenten)
  2. Overige bezittingen
  3. Schulden

De peildatum is 1 januari van ieder jaar. Voor elke categorie geldt een eigen forfaitair rendementspercentage.

Er komt een arbitrageregeling waarin geldt dat “omzettingshandelingen” (snel wisselen van belegging naar sparen voor een lagere rendementstoedeling) niet zijn toegestaan binnen drie maanden voor 1 januari. Dit betekent dat transacties gedaan voor 1 oktober en na 31 maart niet als arbitragehandeling worden gezien. Of bij echt zakelijk handelen, wat dan dient te worden aangetoond.

Schulden worden voortaan niet voor hun bedrag maar voor de rente (forfaitair percentage) in aftrek gebracht op het fictieve rendement op spaargeld en overige bezittingen.

Het belastingtarief over het rendement wordt de komende jaren verhoogd. Dit ziet er als volgt uit:

2022 2023 2024 2025
Tarief inkomen uit sparen en beleggen 31% 32% 33% 34%

Het heffingsvrij vermogen stijgt van € 50.650,- naar € 57.000,-.

Toekomst

De regering werkt aan invoering van een stelsel waarin uiteindelijk ook het werkelijk behaalde rendement wordt belast vanaf 2026.

Leegwaarderatio verhuurd onroerend goed

Voor de Box-3-heffing en de heffing van erf- en schenkbelasting wordt de waarde van verhuurde woningen (waarbij de huurder woonbescherming geniet, dus tot de sociale huurgrens) bepaald door de WOZ-waarde, vermenigvuldigd met de leegwaarderatio.

De leegwaarderatio is afhankelijk van de jaarlijkse huurprijs in verhouding tot de WOZ-waarde. Door de leegwaarderatio worden woningen in verhuurde staat voor een lagere waarde in aanmerking genomen dan woningen die niet worden verhuurd.

In tegenstelling tot het voornemen de leegwaarderatio af te schaffen (coalitieakkoord) wordt nu voor huurcontracten zonder einddatum de leegwaarderatio geactualiseerd. Voor tijdelijke contracten wordt de leegwaarderatio wel afgeschaft.

Het voorstel ziet er als volgt uit:

Huuropbrengst in relatie WOZ-waarde Tot Leegwaarderatio oud Leegwaarderatio nieuw (voorstel)
0% 1% 45% 73%
1% 2% 51% 79%
2% 3% 56% 84%
3% 4% 62% 90%
4% 5% 67% 95%
5% 6% 73% 100%
6% 7% 78% 100%
7% 85% 100%

Wordt de woning aan familieleden verhuurd zoals kinderen verhuurd, dan geldt 100% van de WOZ-waarde!

Erf- en schenkbelasting

In 2023 blijft het tarief erf- en schenkbelasting ongewijzigd. De schijflengte is wel aangepast:

Bedragen in €
Schijven 2023 tot 137.077 vanaf 137.077
Partner/kinderen 10% 20%
(Achter)kleinkinderen 18% 36%
Overige 30% 40%

Afschaffen schenkingsvrijstelling eigen woning

De schenkingsvrijstelling eigen woning  ontvangers tussen 18 en 40 jaar (of diens partner) vervalt in 2024 en wordt in 2023 verlaagd van € 106.671,- naar € 28.947,- maar ditzelfde bedrag geldt ook voor schenkingen van ouders aan kinderen waarbij er geen bestedingsdoel is.

Voor schenkingen aan derden geldt een vrijstelling van € 2.274,-. De schenking van derden voor een eigen woning gaat voor deze groep dan naar € 28.947,- in 2023. Dit wordt in 2024 afgeschaft.

Gespreid schenken van de eigen woningvrijstelling (bedrag van de vrijstelling “uitsmeren” over meerdere jaren) wordt eveneens beperkt van drie naar twee jaar. Er kan wel nu (2022) een kleiner bedrag onder de eigenwoning vrijstelling worden geschonken om die vervolgens in 2023 te verhogen tot de maximale – oorspronkelijke hoge – vrijstelling eigen woning.

Overdrachtsbelasting

Het tarief bij koop van overige onroerende zaken wordt verhoogd. De tarieven zien er als volgt uit:

Tarief overdrachtsbelasting, bedragen in € 2022 2023
Woningen (hoofdverblijf) 2% 2%
Overige onroerende zaken 8% 10,4%
Startersvrijstelling grensbedrag* 400.000 405.000

*Een starter is een koper, jonger dan 35 jaar, die nog nooit een eigen woning heeft gekocht.

Btw-vrijstelling voor zonnepanelen

Momenteel kunnen particuliere zonnepaneelhouders betaalde Btw (21%) geheel of gedeeltelijk terugvragen door zich te registreren als ondernemer voor de Omzetbelasting (Btw). Vanaf 2023 wordt een Btw-vrijstelling voor de levering en installatie van zonnepanelen ingevoerd. Dan is de registratie als ondernemer niet meer nodig.

Verder krijgen gemeenten extra budget voor ondersteuning en begeleiding van hun inwoners bij de isolatie van woningen.

Zorgverzekering

De premie voor de zorgverzekering gaat volgens voorspellingen van het Ministerie van Volksgezondheid met € 135,- per jaar omhoog. Uiteindelijk worden de definitieve premies in het najaar vastgesteld door de zorgverzekeraars.

Het verplicht eigen risico blijft (sinds 2016) € 385,- op jaarbasis. Door het verhogen van het eigen risico – tot maximaal € 885,- – kan een premiekorting worden verkregen.

Tijdelijk maximum energieprijzen

Om de gevolgen van de inflatie en de gestegen energieprijzen te dempen, wordt er een tijdelijk maximum ingevoerd op de gas- en elektriciteitsprijzen.

Stand van zaken (wetsontwikkeling)

Wet herziening bedrag ineens

Op ingangsdatum van het ouderdomspensioen en/of lijfrentekapitaal eenmalig een bedrag ineens ontvangen tot ten hoogste 10% zonder fiscale boete (want normaal gesproken mag dat niet). Op 12 januari 2021 heeft de Eerste Kamer het Wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. Het voorstel Wet bedrag ineens is hiervan nog niet uitgevoerd. De nu verwachte inwerkingtredingsdatum is 1 juli 2023.

Er is in de praktijk veel vragen gesteld over de uitvoerbaarheid en gevolgen van zo’n keuze. Daarom is er een Wet herziening bedrag ineens ingediend. Dit komt op het volgende neer:

  • Er is een keuzemogelijkheid tot uitstel van het moment voor het bedrag ineens voor personen die op AOW-leeftijd met pensioen gaan. Het moment van uitbetalen kan worden uitgesteld tot 1 januari volgend op het jaar waarin de AOW-leeftijd is bereikt. Dit kan belastingheffing besparen.
  • Vanaf pensioeningangsdatum wordt meteen een verlaagde pensioen- of lijfrente uitkering betaald gebaseerd op 90% van de waarde. De 10% wordt gereserveerd. Wijziging in de privésfeer of anderszins hebben hierop geen invloed meer.
  • Uitkering bij vooroverlijden ten gunste van de nalatenschap.
  • Uitkering van het bedrag ineens telt mee als inkomen voor toeslagen.
  • Samenloop met hoog-laagconstructie (100:75) bij pensioen is niet toegestaan. Het is dus kiezen voor of bedrag ineens of tijdelijk hoog/laag-uitkering.

Kortom: Verdiep je goed in de gevolgen voor jouw pensioen- en lijfrente-uitkering, de belastingdruk, het effect op toeslagen en beperking van hoog-laag voordat je kiest voor een bedrag ineens.

Wet toekomst pensioen

Het is nog steeds de bedoeling dat de Wet toekomst pensioenen op 1 januari 2023 in werking treedt.

Op 9 september 2022 is een tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel ingediend. Hierin zijn inhoudelijke wijzigingen opgenomen. En op 15-9-2022 heeft een wetgevingsoverleg plaatsgevonden waaruit vele vragen (ruim 300!) zijn voorgekomen die nog niet zijn beantwoord.

22 september 2022 is besloten het overleg in oktober 2022 te hervatten. Dan zal duidelijk worden of de invoering start op 1-1-2023 of 1-1-2024.

Wij houden jou op de hoogte!

Vragen of advies nodig?

Heb je vragen of wil je advies? Neem dan contact met ons op.